Hoe voer je een goed gesprek?
Laatst bijgewerkt op: 18-07-2024
In de zorg communiceer je bijna de hele dag. Je hebt een praatje met je cliënt tijdens het wassen, je spreekt een familielid, je ontmoet een collega of je overlegt met de fysiotherapeut. Hier lees je hoe je een goed gesprek voert, hoe je oordelen thuislaat en hoe je goed observeert.
Soms is het even een babbeltje tussendoor, een andere keer heb je een serieus gesprek over een overleden partner. Je hebt een zorgleefplan-bespreking of een teamoverleg. Je neemt deel aan een multidisciplinair overleg. Kortom: je voert veel verschillende gesprekken. In al deze situaties is het belangrijk een ‘goed gesprek’ te voeren.
Wat is een goed gesprek?
Bij een goed gesprek wil je werkelijk weten wat de ander bezighoudt. Je wilt de ander beter leren kennen en begrijpen. Zonder gelijk tot een afspraak of oplossing te komen. Een goed gesprek heb je als je:
- De tijd neemt.
- Contact maakt en actief luistert.
- Je kunt verplaatsen in het standpunt van de ander.
- Uitgaat van gelijkwaardigheid, zorgt voor ‘tweerichtingsverkeer’.
- Kunt zeggen wat je op je hart hebt.
- Niet denkt tegen anderen (geen 'ja, maar…') maar samen denkt (‘ja, en…').
- Niet zoekt naar een beslissing of oplossing.
- Bewust bent van je lichaamshouding en lichaamstaal.
- Je bewust bent van je positie en rol.
- Rekening houdt met de privacy van de ander.
Een goed gesprek levert iets op:
- Meer contact en aandacht.
- Meer wederzijds begrip omdat je elkaar beter kent.
- Tevreden cliënten en familie want ze voelen zich gehoord.
- Prettigere samenwerking.
- Meer werkplezier.
- Verantwoorde zorg met een ‘menselijke maat’ (want er zijn minder fouten en incidenten).
- Efficiëntere bedrijfsvoering.
- Beter imago van je organisatie.
Oordelen thuislaten en altijd navragen
Voor een goed gesprek is het belangrijk dat je de boodschap van de ander zo ontvangt en opvat zoals die ander dat ook bedoeld heeft. Je ‘verstaat’ en begrijpt elkaar dan echt en er is goed contact. Maar je kunt signalen uit de boodschap ook anders invullen of verkeerd opvatten dan ze bedoeld zijn. Bijvoorbeeld: Je hoort de nieuwe cliënt flink hoesten en je denkt ‘Ze mag wel eens stoppen met roken’ (terwijl de nieuwe cliënt een astma-aanval heeft en daarom zo heftig hoest).
Om goed in gesprek te gaan, is het belangrijk om te controleren of oordelen en aannames die je hebt wel kloppen. ‘Niet-kloppende’ meningen of aannames kunnen leiden tot ruzies, fouten en incidenten. Daarom is het belangrijk dat je tijdens je communicatie ook goed observeert.
Goed observeren
Goed observeren doe je door:
- Al je zintuigen te gebruiken: observeren is meer dan kijken.
- Alleen de feiten en de werkelijkheid waar te nemen. Wat zie, hoor, voel en proef je écht?
- Goed te luisteren naar de ander. Goed luisteren is meer dan horen wat de ander zegt.
- Goed te luisteren naar jezelf. Wat gaat er in je hoofd om?
- Vragen te stellen. Om te checken of het klopt wat je observeert.
- Door regelmatig samen te vatten of je de ander goed begrepen hebt.