Naar hoofdinhoud Naar footer

Valrisicoscreening

Laatst bijgewerkt op: 10-09-2024

Bij de ouderen met een hoog valrisico wordt gescreend op de aanwezige valrisicofactoren, zodat er op maat adviezen en interventies gegeven kunnen worden. Hieronder vind je een aantal risico’s waar je als zorgverlener op kunt letten.

Valgeschiedenis  

Voordat er risicofactoren in kaart brengt, is het belangrijk meer informatie te krijgen over de valgeschiedenis van je cliënt. Stel je cliënt enkele vragen over de val. Cliënten vinden het meestal fijn om hun verhaal te doen en je weet beter waarop je moet letten bij het afnemen van een valrisicoscreening. Een val kan ook een symptoom zijn van een onderliggende ziekte. We noemen dit een atypische ziektepresentatie. Let daarom goed op ‘rode vlaggen’ die een ‘niet pluis’-gevoel geven, zoals:

  • Je cliënt is plotseling herhaaldelijk gaan vallen  
  • Je cliënt heeft vermoedelijk een hartaandoening (wegraking ten tijde van de val, hartkloppingen of kortademigheid rondom de val)  
  • Je cliënt heeft plotseling functionele of cognitieve achteruitgang  
  • Je cliënt is onverklaarbaar in de afgelopen maand 3 kilo of meer afgevallen  
  • Je cliënt blijft herhaaldelijk vallen, ook nadat er valpreventieve interventies zijn ingezet  

Deze rode vlaggen kunnen een aanwijzing zijn dat een onderliggende ziekte een rol speelt. Deze ziekte wordt niet door een valrisicoscreening in kaart gebracht. Doet zich een rode vlag voor? Verwijs dan direct door naar een huisarts of valpolikliniek voor het afnemen van een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA).

Verminderde mobiliteit  

Verminderde mobiliteit is een van de belangrijkste valrisicofactoren. Problemen met balans, lopen en spierkracht verhogen het risico om te vallen. Beenspieren zijn van groot belang bij het verplaatsen, tillen en opstaan.

Als mensen ouder worden, stijgt het aantal gezondheidsklachten en daarmee ook het gebruik van medicijnen. Daarnaast wordt het lichaam steeds gevoeliger voor bijwerkingen van medicijnen en blijft het langer in het lichaam doorwerken. Dit verhoogt de kans op negatieve effecten van medicatie, waaronder een verhoogd risico op een val. Lees daarom altijd goed de bijsluiter over mogelijke bijwerkingen van medicijnen.

Ja. Sommige medicijnen beïnvloeden de bloeddruk, het evenwicht of de hersenen. De kans om te vallen is groter bij polyfarmacie (gebruik van vier of meer medicijnen). Onderzoek laat zien dat bij het gebruik van meerdere medicijnen het verhoogde valrisico vooral komt door de aanwezigheid van losse valrisicoverhogende medicijnen en dus niet door de hoeveelheid medicijnen.

De belangrijkste groepen valrisicoverhogende medicijnen zijn psychotrope en cardiovasculaire medicijnen. Binnen de psychotrope medicijnen zijn vooral benzodiazepines, antipsychotica en antidepressiva gerelateerd aan een verhoogd valrisico. Voor de cardiovasculaire medicijnen zijn uitkomsten uit onderzoek wisselend: voor bepaalde typen diuretica is er een verband en met name niet-selectieve bètablokkers, anti-aritmica, vasodilatantia en calciumantagonisten worden aangemerkt als valrisicoverhogend. Daarnaast is er een verband met het valrisico bij opioïden, anti-epileptica en polyfarmacie (vier of meer medicijnen). 

Als zorgverlener heb je een belangrijke rol in het signaleren en herkennen van verhoogde valkansen om valrisico's te verkleinen. Gebruikt een cliënt bijvoorbeeld nieuwe medicijnen die het valrisico mogelijk verhogen? Of zie je dat een cliënt meer moeite heeft met lopen of balans houden? Signaleer je dat een cliënt gevallen is? Ga dan na of er een mogelijk verband is met het gebruik van nieuwe medicijnen. Door valrisico's in een vroeg stadium te herkennen, kan veel leed voorkomen worden. 

Bespreek het signaleren van valrisico's binnen het team en maak hierbij gebruik van de materialen van het IVM. Op de website van het IVM staan verschillende materialen over vallen en medicatiegebruik. Een module gericht op het signaleren van valrisico en medicatie, een presentatie en materialen voor een multidisciplinair overleg over vallen, medicatiegebruik en valpreventie. Er zijn ook materialen en presentaties voor zorgmedewerkers en ouderen.

Voedingstoestand en Vitamine D   

Voeding speelt in op de onderliggende risicofactoren voor vallen, zoals spiermassa, spierkracht en balans. Voedingsstoffen als eiwitten, vitamine D, calcium, antioxidanten en onverzadigde vetzuren zijn belangrijk voor het onderhouden van botten en spieren. Een tekort aan vitamine D komt veel voor bij kwetsbare ouderen en ouderen die vallen. Ook kunnen ondervoeding en ernstig overgewicht zorgen voor een verhoogd valrisico. Ondervoeding bij ouderen wordt veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder verminderde eetlust, hormonale veranderingen, spijsverteringsproblemen, niet goed kunnen kauwen of slikken, minder goed kunnen koken en boodschappen doen en psychische problemen zoals dementie of depressie.

Gebruik van tillift  

De Inspectie voor de Gezondheidszorg krijgt nog steeds meldingen van ongelukken met tilliften. Als een zorgverlener niet (goed) geschoold is, is deze niet goed op de hoogte van de risico’s van de tillift en de wijze waarop de tillift gebruikt moet worden. Als een cliënt ondanks alle preventieve maatregelen toch valt kun je proberen de val te begeleiden, waardoor er een zachte landing ontstaat.   

Verwijzen naar andere professionals 

Voor een uitgebreide valrisicoscreening is het aan te raden om door te verwijzen naar huisarts of POH. Zij vallen binnen de medische generalisten die deze kunnen uitvoeren binnen de voorwaarden van de zorgverzekeringswet (en dus voor vergoede zorg). Zij kunnen risicofactoren in kaart brengen als voedingstoestand, voetproblemen, incontinentie en gezichtsvermogen. Zij kunnen vervolgens ook doorverwijzen naar passende interventies.   

Tools over valrisicoscreening

Er zijn geen kennisproducten.

Tips over valrisicoscreening

Er zijn geen tips.

Praktijkvoorbeelden van valrisicoscreening

Er zijn geen verhalen.

Agenda

Er zijn geen agenda-items gevonden