Stel je vraag aan
onze AI-assistent
Naar hoofdinhoud Naar footer

Levensvragen in het ziekenhuis

Gepubliceerd op: 08-12-2015

Margriet de Hoop werkt als senior verpleegkundige in het UMC in Utrecht. Op haar afdeling komen veel mensen in aanraking met pijn, lijden en dood. Het Expertisenetwerk sprak met haar over de levensvragen van patiënten, hoe zij daar als verpleegkundige mee omgaat en wat dat voor haar betekent.

‘Levensvragen gaan voor mij over het leven hierna, over sterven, over iemands identiteit. Een ziekte raakt het fundament van iemands leven. Patiënten vragen zich af: waarom overkomt mij dit en hoe moet het nu verder?’ 

Het is oneerlijk - wat is hier de zin van?

‘Veel patiënten hier vragen zich af: “Waarom overkomt mij dit?” Ze vinden het oneerlijk dat juist hen de ziekte overkomt en stellen zich vragen over de zin en het nut van hun leven nu ze in het ziekenhuis liggen.’ Volgens Margriet is het ontdekken van levensvragen vaak lastig omdat de meeste mensen niet met deze essentiële vragen te koop lopen. Toch merkt zij aan kleine opmerkingen dat iemand moeite heeft met het leven en dat patiënten tegen veel vragen aan lopen. ‘Ik voel dat intuïtief aan en kan dan de keuze maken om de vragen aan te snijden. Sommige collega’s zijn meer afwachtend, zij wachten tot de patiënt erover begint. Terwijl ik vaak merk dat patiënten hun vragen zelf niet kunnen verwoorden en het prettig vinden als iemand hen daarbij een duwtje in de rug geeft.’

Vragen of zwijgen?

‘Gisteren bijvoorbeeld verzorgde ik een oude mevrouw met kanker, in een terminaal stadium. Ze wist dat ze snel kon overlijden en ze was erg benauwd. Toen ik bij haar ging zitten, zag ik dat ze vooral in paniek was en daardoor benauwder werd. Door even een tijdje bij haar te zitten, en verder niets te DOEN, maar er gewoon te ZIJN, kwam ze tot rust en kreeg ze het minder benauwd. Deze mevrouw was heel duidelijk bang. Ik had het bij deze constatering kunnen laten, maar ik vroeg haar: “Waar bent u bang voor?” De mevrouw kon door deze vraag haar verhaal doen, een verhaal vol met spirituele levensvragen. Ze worstelde met de vraag of er een God is, en zo ja, waarom overkwam haar dit dan? En wat zou er hierna zijn? Haar angst was niet alleen het lichamelijke pijnaspect, maar ging veel dieper. Ik kies ervoor om door te vragen, maar ik had net zo goed kunnen denken: “Deze vrouw is bang, ja logisch, ze gaat dood”, om haar dan vervolgens zwijgend te wassen.’

Kiezen voor een schoon bed of een gesprek?

‘Bij een erg zieke patiënt zag ik laatst een bijbel op het nachtkastje liggen. Ik wist dat deze vrouw niet lang meer zou leven en stond voor de keuze: neem ik de tijd om met haar te praten over haar geloof en haar naderend einde, of ga ik verder met al mijn andere activiteiten? Je weet vaak wel dat er meer zit, maar je komt er niet altijd aan toe. Op sommige dagen probeer ik alleen maar mijn hoofd boven water te houden, dan is het te druk om echt aandacht te geven aan die diepere dingen. Ik moet vaak meteen weer verder. Toch heb ik geleerd dat je ook tijdens het verzorgen over hele diepe dingen kan praten. Soms lukt dat niet, en dan is het fijn dat ik met een heel team werk: als ik zie dat ik echt even bij iemand moet blijven, dan geef ik mijn pieper aan een collega en neem ik de tijd voor een gesprek.’

Doeners en voelers

Tijdens het gesprek met Margriet blijkt dat verpleegkundigen doeners én voelers zijn. Margriet: ‘We voelen wat voor de mensen die we verzorgen, we zijn met hen begaan. En daardoor voelen we vaak ook aan waar mensen mee zitten. We zijn empathisch ingesteld. Iedereen vraagt door, al hangt het van de collega af hoe we doorvragen en waar we specifiek aandacht aan besteden. Bovendien zijn we de hele dag met onze patiënten in de weer, we zijn de hele tijd in de buurt en ontmoeten de familie. We maken deel uit van hun leven. Dat is heel anders dan met de geestelijk verzorger, die alleen langs mag komen als iemand er expliciet om vraagt. En de drempel naar de geestelijk verzorger is helaas vaak groot: bij geestelijke verzorging denken mensen soms dat deze pas langskomt als ze echt op sterven liggen of wanneer ze heel nadrukkelijk gelovig zijn. Terwijl geestelijk verzorgers natuurlijk ook bij alle kleinere dingen beschikbaar zijn voor een gesprek. En er zijn voor iedereen met levensvragen: gelovig of niet.’

Loslaten

‘Soms komen mensen binnen op een sociale indicatie. Deze patiënten zijn eigenlijk niet zo ziek dat zij in het ziekenhuis opgenomen moeten worden. Vanwege eenzaamheid en een gebrek aan aandacht in de thuissituatie komen zij bij ons terecht. Zij lopen thuis vast. Deze patiënten zorgen vaak slecht voor zichzelf, en veelal weten ze niet wat ze met hun leven aan moeten. Tijdens hun verblijf hier proberen we hen te stimuleren om ook thuis contacten aan te gaan. Maar doorgaans zijn ze hier te kort, zodat we ze niet écht kunnen helpen. Na een tijdje moeten ze weer terug naar huis en dan hopen we maar dat de thuiszorg inhaakt op de sociale problematiek die er speelt – en dat er aandacht is voor iemands spirituele behoeften. Het is niet altijd makkelijk om zulke patiënten weer te moeten loslaten.’

Het casino als laatste wens

‘Wat ook niet altijd makkelijk is, is het aankaarten van levensvragen. Gesprekken worden soms heel persoonlijk. We hebben wel gesprekstechnieken op onze opleiding gehad, maar omgaan met levensvragen vraagt niet alleen om een techniek. Het moet deel van je persoonlijkheid worden. En dan nog – sommige mensen zijn zo anders dan jijzelf. Zo was er laatst een stervende man die als laatste wens nog graag naar het casino wilde. We hebben alles voor hem geregeld – hij wilde zo graag geld winnen zodat hij een tv kon kopen. Je doet dan echt je best voor zo’n man, terwijl je ondertussen denkt: wat ga je straks met een tv doen als je dood bent? Dat is wel lastig, en toch proberen we dan zo goed mogelijk aan iemands laatste levenswens te voldoen. Soms behandelen patiënten je niet echt respectvol. Dat vind ik frustrerend, want je probeert zo goed mogelijk voor hen te zorgen, maar als iemand voortdurend op je zit te fitten, houd je dat lastig vol. Tegen je gevoel in de tijd nemen om je in te leven in de patiënt en te luisteren naar zijn verhaal, helpt om beter te begrijpen waarom iemand zo onaardig tegen je doet. We verplegen weleens mensen die soms onaardig doen vanuit angst, frustratie of machteloosheid. Dit komt door de moeilijke en tragische situatie waarin zij verkeren. Ziekte en alles wat daarbij komt kijken, het loslaten, de ethische keuzes, de levensvragen: dat is allemaal heel heftig. Aan de ene kant doen we ons best om ons in te leven om het werk vol te houden en zo goed mogelijk te kunnen blijven zorgen. Aan de andere kant probeer ik het ook weer af te sluiten als ik naar huis ga, want anders houd ik het ook niet vol.’

Doodgaan is niet het ergste

In haar dagelijkse werk ziet Margriet veel lijden en verdriet. Het zet haar aan het denken, zo vertelt ze. ‘Ik besef veel vaker dan anderen dat het leven niet vanzelfsprekend is. Laatst zei een man: “Ik had nooit verwacht dat ik dit zou krijgen. Anderen, ja, maar ik?” terwijl ik er dagelijks bij stil sta dat het mij ook zou kunnen overkomen. Ik verwacht het wél. En daardoor kan ik beter genieten van het leven. Ik zie de kostbaarheid ervan. En ik besef ook steeds meer dat doodgaan niet het ergste is wat je kan overkomen: lijden is soms zoveel erger. Ik neem mijn leven niet voor lief, ik schat het op waarde. En daarbij sta ik veel stil bij de essentiële dingen van het leven: God, geloof, waarden, principes, relaties, beschouw ik als de fundering van mijn leven. Op basis van dat fundament maak ik beslissingen over hoe ik het leven het beste kan waarderen. Met een stevig fundament kun je veel meer aan. Soms komen hier mensen die al jaren in onmin leven met hun familie, of getrouwde mensen met onuitgesproken gevoelens tegen elkaar. Ziekte drukt mensen met hun neus op de feiten. Lang niet alle mensen houden zich bewust bezig met het fundament van hun leven, de kern van alles. Dat ik hier door mijn werk wel bij stil sta, zie ik als de meerwaarde van mijn vak.’