Stel je vraag aan
onze AI-assistent
Naar hoofdinhoud Naar footer

Persoonlijke hygiëne

Laatst bijgewerkt op: 16-04-2024

Als je in de zorg werkt, moet je er natuurlijk schoon, netjes en goed verzorgd uitzien. Dat is wel zo prettig voor jezelf, de cliënt of bewoner en je collega’s. Maar het is ook van belang in het kader van infectiepreventie. Houd je daarom aan een aantal regels. Lees wat je in je persoonlijke verzorging kunt doen.

Kleding  

Zorg voor schone kleding die goed schoon te maken is. Trek voor elke nieuwe dienst schone kleren aan én doe dat ook als de kleding zichtbaar vuil is. In de landelijke richtlijn van de werkgroep Infectiepreventie (WIP-richtlijn) staan de volgende eisen:  

De kleding:

  • Heeft korte mouwen. 
  • Is glad en niet pluizend.
  • Mag niet los hangen.
  • Heeft bij voorkeur een lichte kleur.  
  • Kan machinaal worden gewassen (volledig programma) op een temperatuur van minimaal 60°C, óf op een temperatuur van 40°C tot 60°C én worden gedroogd in de droogtrommel (minimale stand kastdroog) en/of gestreken (minimale stand 150°C, warm wol/polyester/zijde).  

Omdat lang niet alle eigen kleding aan deze eisen voldoet, wordt in veel zorgorganisaties werkkleding gedragen bij direct cliëntcontact. Als je een Hijab (hoofddoek) draagt, draag deze dan naar achter en verschoon hem elke dag.

Haren  

Was je haar regelmatig. Steek lang haar op of bind het bijeen zodat het niet in contact kan komen met de cliënt. Baarden en snorren moeten goed verzorgd en kort geknipt zijn.  

Nagels  

Je nagels moeten schoon en kortgeknipt zijn. Nagellak is niet toegestaan omdat je handen dan, ook na het handen reinigen, nog ziektekiemen kunnen bevatten. Dat geldt ook voor kunstnagels en gelnagels, deze mag je dan ook niet dragen.

Video kunstnagels en nagellak in de zorg

Bekijk ook de video van V&VN en het programma Samen werken aan infectiepreventie over kunstnagels en nagellak in de zorg.

Sieraden  

Sieraden en accessoires aan handen en onderarmen zijn niet toegestaan. Draag geen ringen
(ook geen gladde trouwring), armband of polshorloge. Ook een piercing of brace aan hand of onderarm mag niet. In de SRI-richtlijn staat: Piercings, oorbellen, kettingen en haaraccessoires en andere sieraden mogen niet in aanraking kunnen komen met de cliënt.

Wondjes en infecties  

Als je zelf een wondje of een infectie hebt, kun je de cliënt besmetten. Mocht je een ontstoken piercing of oorbel hebben, verwijder deze dan en dek de insteekplaats af met een niet-vochtdoorlatende pleister. Gebruik ook een niet-vochtdoorlatende pleister bij kleine wondjes en vervang deze regelmatig.