Casus 9: Verliefdheid in het verpleeghuis
Gepubliceerd op: 05-04-2019
Ouderenpsycholoog Sarah Blom vertelt over Nell en Leen, die een belangrijke les hadden voor de verpleging: Ook hier bloeien dingen op.
‘Daar staat hij, midden in de woonkamer. Verwilderd en woest kan hij zijn evenwicht nog maar net behouden. Hij grijpt zich vast aan de eettafel en hapt naar lucht. ‘wat hier, ‘eg’, gerammel’ ‘domme dan!’ He! ‘ja ja!’ “kan niet toch!’ Domme!’. Zoveel boosheid lijkt zijn broze lijf nog maar net te kunnen dragen. Leen is woest en hoewel zijn woorden ons nog maar nauwelijks bereiken door zijn ernstige afasie, spreekt zijn lichaam een klare taal. Steeds meer bewoners scharen zich om hem heen, terwijl de verzorgenden verder gaan met hun dagelijkse bezigheden.
Woede
Alles went, het is een vertrouwd beeld geworden, boze Leen. Minstens één keer per dag wordt hij geteisterd door een grote woedeaanval, die de laatste weken vergezeld lijken te gaan met hallucinaties. Hij ziet en hoort dingen die wij niet zien en mist ook nog eens het vermogen dit met ons te delen. Een eenzame opsluiting. Ja, er is weinig meer over van de voormalig fabrieksarbeider die 3 jaar geleden de poort van het verpleeghuis betrad. Een uiterst charmante man en een genot om naar te kijken. Pretogen, mooie grote handen, een fijne haardos. Een waar charmeur.
Als een blok…
Het was dan ook niet verwonderlijk dat mevrouw de Vries, weduwe, moeder van drie kinderen, oma van 6 kleinkinderen en reeds 8 jaar lijdend aan dementie, als een blok voor hem zou vallen. Hun appartementen bevonden zich recht tegenover elkaar en telkens wanneer mevrouw de Vries schuifelend op haar oude gevlekte pantoffeltjes naar haar appartementsdeur liep, stond ze oog in oog met de charmante Leen Kromakker. Het gaf haar een warm gevoel vanbinnen, iets wat ze al lang niet meer gevoeld had. Leen schaakte haar en sindsdien zaten ze iedere dag hand in hand bij het elektrische ‘Action’ kacheltje in de woonkamer. Een genot om naar te kijken. Woorden bereikten elkaar niet, maar die leken ze ook niet nodig te hebben. Leen haalde zijn Nell iedere ochtend op en klemde zijn grote sterke handen dan even om haar rimpelige gezicht.
Het was dan ook een grote klap voor Leen toen zijn Nell plotsklaps overleed en hij zijn weg naar de huiskamer voortaan alleen moest vervolgen. Maar niet alleen voor Leen was het een klap, ook voor ons. U moet weten, hun liefde gaf ons allen op de afdeling hoop. Werken in de zorg is niet gemakkelijk. Dagelijks word je geconfronteerd met vergankelijkheid, met ziekte en dood en heel eerlijk gezegd kun je hiertegen weinig doen. Hoezeer je ook je best doet.
De les voor de verpleging
Maar Nell en Leen leerden ons een belangrijke les. Het verpleeghuis draait niet enkel om achteruitgang, ook hier komen dingen tot bloei, zijn er mooie momenten die de moeite waard zijn om verteld te worden. En als Leen dit niet meer kan omdat zijn woorden ons niet meer bereiken of omdat Nell de kracht niet meer heeft om op te staan, zullen wij dit voor hen moeten doen. Gewoonweg aandacht geven aan alle mooie en onzichtbare momenten die familie en verzorgenden dagelijks verrichten. Omdat de mens met dementie de moeite waard is. Het zijn zij die ons telkens weer laten inzien waar het in het leven werkelijk om draait; de kleine geluksmomenten.
Nu ik Leen zo zie staan, volledig opgeslokt door gevoelens van verbittering en woede, zou ik hem hier graag voor willen bedanken. Maar hoe slaag ik hierin, nu woorden hun betekenis hebben verloren?’