Veelgestelde vragen over GDS en medicatierol
Gepubliceerd op: 23-05-2023
Bij medicatieveiligheid gaat het om veilige zorg voor de cliënt en om veilig werken voor de zorgmedewerker. Ook als het gaat om geneesmiddel distributie (GDS) en medicatierol (baxterrol). Wat zijn veelgestelde vragen over GDS en medicatierol in het kader van medicatieveiligheid?
1. Wat is het belang van een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem?
Bij medicatie in een GDS (bijvoorbeeld medicatierol, tray en weekdoos) hoeft er niet dubbel gecontroleerd te worden door de zorgmedewerker. De eerste controle is dan al gedaan door de apotheek. De zorgmedewerker hoeft dan alleen nog zelf (één keer dus) te controleren. Juist omdat door een GDS geen dubbele controle nodig is in de zorgorganisatie, heeft deze vorm de voorkeur. Als er veel wijzigingen plaatsvinden in de medicatie (bijvoorbeeld bij kortdurend verblijf), kan een andere medicatiewijze de voorkeur hebben (tussentijdse wijziging in de GDS is risicovol en is een farmaceutische handeling die in beginsel door de apotheker moet gebeuren).
Let op: niet alle medicatie kan in een in distributiesysteem worden geleverd (bijvoorbeeld oogdruppels). Je moet dus altijd alert zijn of de cliënt naast de medicatie in GDS nog andere, losse medicatie gebruikt. Het risico is dat die wordt vergeten. 'Losse’ (niet in GDS voorverpakte) risicovolle medicatie komt in aanmerking voor een dubbele controle. Lees meer op de pagina Dubbele controle.
2. Hoe kan worden voorkomen dat tussentijdse wijziging in GDS nodig is?
Tussentijdse wijziging in GDS is risicovol. Het is daarom belangrijk zoveel mogelijk te voorkomen dat dat nodig is. Als zorgmedewerker kun je daar ook op letten en het bespreken met de arts. Tussentijdse wijzigingen in GDS blijken voor een groot deel te voorkómen te zijn. Denk daarbij aan:
- Bewustwording dat tussentijdse wijzigingen kunnen worden voorkomen. Het betekent dat de arts moet weten dat de cliënt medicatie in GDS krijgt. En dat de arts zich bij een medicatiewijziging afvraagt: is het noodzakelijk om dit medicijn per direct te stoppen of te wijzigen, of kan de wijziging ingaan bij de nieuwe GDS-rol? De zorgmedewerker kan bespreken met de arts wat de ingangsdatum moet zijn en wijzen op de startdatum van de nieuwe GDS-rol. In het werkproces of -procedure over het wijzigen van medicatie kan dit punt worden opgenomen.
- Intramuraal: afstemmen van de dag van de artsenvisite (en/of MDO) en de draaidag van de GDS-rol, zodat wijzigingen die de arts aangeeft, direct kunnen worden verwerkt in de nieuwe GDS-rol.
- Aanpassen van de afleverfrequentie. Bijvoorbeeld van een keer per week naar twee keer per week. Dit geeft wel extra kosten.
Toets periodiek of het zo veel mogelijk voorkomen van tussentijdse wijzigingen nog steeds zo werkt zoals het is bedoeld. Het 'Model tussentijdse wijziging' kan hierbij behulpzaam zijn. Zie Downloads onderaan de pagina Veilige Principes.
3. De cliënt heeft medicatie in een GDS, maar tussentijds is de medicatie gewijzigd. Wie is verantwoordelijk voor het wijzigen van de medicatie in het zakje?
Wijziging van medicatie in een GDS is de verantwoordelijkheid van de apotheker. Het hoort niet tot de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de zorgmedewerker. De apotheker wijzigt medicatie in het systeem alleen als er een voorschrift is van de voorschrijver. Wijziging brengt altijd een bepaald risico met zich mee; daarom is het belangrijk dat apotheker en arts afstemmen of de wijziging kan wachten tot de volgende uitgifte van geneesmiddelen in het GDS. En dus alleen tussentijds te wijzigen als deze wijziging niet kan wachten tot de volgende uitgifte. Als zorgmedewerker kun je daar ook op letten en het bespreken met de arts.
Als wijziging toch direct nodig is, is de vraag hoe die wijziging plaatsvindt:
- Als de cliënt met de medicatie naar de apotheek kan gaan, wordt de medicatie in de apotheek gewijzigd volgens de KNMP-richtlijn over geneesmiddelen in een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem.
- Als de cliënt niet met de medicatie naar de apotheek kan komen of de cliënt verblijft in een zorginstelling, is de vraag op welke manier de wijziging (die nog steeds de verantwoordelijkheid is van de apotheker) kan plaatsvinden. De apotheker kan de wijziging op locatie bij de cliënt uitvoeren. In de praktijk kan dat echter niet altijd. Er blijven situaties waarin wijziging direct nodig is en de wijziging niet door een apotheker kan worden gedaan. In deze uitzonderingssituaties zal wijziging toch kunnen worden gedaan door zorgmedewerkers. Het gaat om uitzonderingssituaties omdat tussentijdse wijziging een farmaceutische handeling is waarvoor zorgmedewerkers formeel niet bevoegd zijn. Het risico bij stoppen en verminderen bij multi-dose (meerdere tabletten per toedienmoment in een zakje) is het herkennen van de juiste tablet die moet worden verwijderd of verminderd. Dat lijkt simpel maar een fout kan grote gevolgen hebben.
- Een optie voor een zo veilig mogelijke werkwijze voor de medewerker en veilige zorg voor de cliënt is: Apotheek en zorgorganisatie beschrijven samen de werkwijze voor de uitzonderingssituatie dat de zorgmedewerker de medicatie in GDS wijzigt. Let op: de uitzondering moet niet de regel worden. Denk in de werkwijze aan een extra check, en het bepalen welke groep medewerkers deze handeling bij uitzondering kan doen, en regelmatige training hierin. Deze werkwijze kan gecombineerd worden met bijvoorbeeld de mogelijkheid om medicatie te kunnen checken op de website van de apotheek of het inzetten van een digitaal hulpmiddel om medicatie te verifiëren.
4. Wat kan tussentijdse wijziging vereenvoudigen?
Tussentijdse wijziging kan vereenvoudigd worden door de aflevervorm te wijzigen, door van multi-dose (meerdere soorten geneesmiddelen per toedienmoment in een zakje) naar unit-dose (één geneesmiddel per zakje) of combi-dose (een of meer geneesmiddelen van het hetzelfde medicijn in een zakje) over te gaan.
- Voordeel van unit-dose of combi-dose is dat de zorgmedewerker de medicatie in GDS kan wijzigen, omdat er niet verschillende soorten tabletten in een zakje zitten. Probleem bij multi-dose is het identificeren van de juiste tablet die gewijzigd moet worden.
- Nadeel van unit-dose of combi-dose is dat er meer zakjes zijn, dat neemt meer ruimte in, er is het risico van het vergeten van een zakje als er veel zakjes per toedienmoment zijn, het is bewerkelijk om veel zakjes te openen, geeft veel afval, en de kosten zijn hoger.
- Wat de beste vorm is, is ook afhankelijk van de doelgroep en de situatie op de afdeling.
5. Wie bepaalt of en wanneer een cliënt in aanmerking komt voor medicatie in een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem?
Om voor hulp bij medicatie in aanmerking te komen, heeft de cliënt een indicatie nodig. Uitgangspunt in de Veilige principes is dat voor een cliënt die hulp nodig heeft bij medicatie, zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van medicatie in een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem (GDS). Als er veel wijzigingen plaatsvinden in de medicatie, bijvoorbeeld bij kortdurend verblijf en geriatrische revalidatie, kan een andere medicatiewijze de voorkeur hebben.
De cliënt of de zorgorganisatie geeft door aan de apotheek dat de cliënt hulp bij de medicatie krijgt van de zorgorganisatie, en verzoekt om medicatieverstrekking in een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem.
6. Mag je de medicatiezakjes van de baxterrollen gewoon in de afvalbak doen?
De informatie op de etiketten van de medicatiezakjes bevat namelijk privacygevoelige informatie van een cliënt die beschermd moet worden. Het is niet de bedoeling dat deze informatie in een open afvalbak komt. Het gaat hierbij om de privacywetgeving. De zorgorganisatie en professional zijn verantwoordelijk om zorgvuldig om te gaan met privacygevoelige informatie, zoals etiketten van medicatiezakjes. Dat geldt zowel in de intramurale zorg als in de thuiszorg als de zorgmedewerker het beheer van de medicatie heeft overgenomen. Als een professional de cliënt helpt bij de medicatie, is het ook de verantwoordelijkheid van de professional om veilig en verantwoord om te gaan met het afval. In de organisatie moet je met elkaar afspreken hoe je dat doet. Wetgeving en beroepsnormen geven daarvoor de kaders, vervolgens vertaal je die naar de toepassing in de eigen praktijk. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de organisatie (bestuur, management, professional) hoe er veilig en verantwoord wordt gewerkt.
In de thuiszorg kun je bijvoorbeeld de gegevens op het zakje doorknippen, zwart maken met een stift, en soms kun je het met water afwassen. Je kunt ook met de cliënt bespreken dat het gaat om privacygevoelige informatie, en hoe hij dat weggegooid wil hebben. Leg de afspraak die je hierover maakt, vast in het zorgplan. Uiteindelijk is thuis de cliënt verantwoordelijk voor het afvoeren van het afval. Het is belangrijk dat de cliënt begrijpt dat het gaat om privacygevoelige informatie. In de intramurale setting kan de organisatie bijv. afspraken maken met een bedrijf voor het afvoeren van privacygevoelige informatie, zoals ook vaak al wordt gedaan voor privacygevoelige documenten.
Lees meer
Bekijk meer in de download onderaan de pagina Veilige principes.