Met welke cliënten werken aan zelfredzaamheid?
Werken aan zelfredzaamheid kan in principe met alle cliënten, maar bij sommige cliënten gaat het makkelijker dan bij andere. Werken aan zelfredzaamheid is bovendien maatwerk.
Met welke mensen heb ik dagelijks te maken?
Een goede start is om in je eigen wijk of werkgebied na te gaan met wat voor soort cliënten je te maken hebt. Stel jezelf de volgende vragen:
- Met wat voor mensen en cliënten werk ik? Leeftijd, man/vrouw, inkomen/opleiding, aantal ouderen en alleenstaanden, waarden en normen?
- Wat zijn veel voorkomende zelfredzaamheidsproblemen? Denk hierbij aan dagelijkse verzorging, fysieke gezondheid, sociaal netwerk.
Werken aan zelfredzaamheid vraagt om een brede blik. Kijk niet alleen naar zorgproblemen, maar naar die dingen waar iemand in zijn leven tegen aanloopt.
Zoek informatie
Veel informatie over de mensen uit jouw wijk/werkgebied is beschikbaar en makkelijk te vinden. Kijk bijvoorbeeld eens bij:
- Cijfers over de cliënten van je eigen organisatie.
- Gegevens van de gemeente over de bevolking en de verschillende wijken. Dit staat vaak op de website van de gemeente. Of informeer bij de wijkmanager in je wijk.
- Wijkscan van de ROS. In elke regio is een organisatie die de eerste lijn ondersteunt: een ROS. Ze hebben vaak een eigen naam. De meeste ROS’en hebben wijkscans gemaakt over de meest voorkomende gezondheidsproblemen van de wijk. Bekijk ook eens de website van ROS.
- Onderzoek van de GGD. De GGD monitort de gezondheid van een bepaalde regio en beschikken dan ook over veel relevante informatie.
Met welke mensen gaat het makkelijker?
Zorgmedewerkers hebben vaak een goed idee bij welke mensen het makkelijker en moeilijker is om te werken aan de zelfredzaamheid. Onderstaand figuur kan je houvast bieden in je werk:
MAKKELIJKER BIJ MENSEN DIE: | MOEILIJKER BIJ MENSEN DIE: |
Gemotiveerd zijn om kleine of grote dingen in hun leven aan te pakken. | Echt niet gemotiveerd zijn om zelfredzamer te worden. |
Beperkingen hebben op het gebied van: huishouden/ADL, dagbesteding en sociale activiteiten, of lichamelijk functioneren en mobiliteit. | Beperkingen hebben op het gebied van: psychisch functioneren (met deze cliënten moet je geduld hebben en meer tijd nemen) of cognitief functioneren. |
Jong zijn of in de 60 of 70 jaar. | Ouder dan 80 jaar. |
Bij nieuwe cliënten kun je vanaf het begin af aan verwachtingen duidelijk maken en aan zelfredzaamheid werken. | Bestaande cliënten zijn soms bang hulp te verliezen en straks geen hulp meer te krijgen. Ze zijn gewend aan de zorg en het is lastiger patronen te doorbreken. |