Signaleren van ondervoeding en wat te doen
Laatst bijgewerkt op: 09-06-2023
Ondervoeding is soms moeilijk te voorkomen. Het is belangrijk om op tijd te herkennen wanneer een cliënt ondervoed raakt. Hier lees je wat bekende signalen voor ondervoeding zijn en wat je moet doen als je die herkent.
De signalen van ondervoeding
Twijfel je of een van je cliënten ondervoed raakt? Let dan op de volgende signalen:
- tenminste 3 kilo gewichtsverlies;
- kleding zit ruimer (de riem moet een gaatje strakker);
- ringen en horloge zitten losser;
- iemand eet minder dan normaal;
- minder kracht en conditie;
- minder eetlust;
- gebitsprothese zit losser in de mond.
Herken je een of meer van deze signalen? Onderneem dan zo snel mogelijk actie. Volg daarvoor 2 stappen: de cliënt screenen en daarna doorverwijzen.
1. Screenen
Wil je weten of een cliënt ondervoed is? Voer dan eerst een screening uit, oftewel een onderzoek naar ondervoeding bij de cliënt. Door te screenen bekijk je of iemand meer risico loopt om ondervoed te raken. Gebruik voor de screening een gevalideerd screeningsinstrument.
Hulpmiddelen voor screening
Bij cliënten die voortdurend in een zorginstelling verblijven, intramurale zorg dus, moet je het risico op ondervoeding controleren met de SNAQRC (Short Nutritional Assessment Questionnaire for Residential Care). Dat heeft de Stuurgroep verantwoorde zorg VV&T (Verpleging Verzorging & Thuiszorg) bepaald.
Werk je in de thuiszorg? Dan kun je gebruik maken van de SNAQ65+ voor ouderen vanaf 65 jaar. Of gebruik de Gewicht & Gewichtsverlies65- voor mensen van 18-65 jaar. Bekijk alle hulpmiddelen op de website van het Kenniscentrum Ondervoeding.
Uitleg en onderbouwing van de SNAQ65+ en Gewicht & Gewichtsverlies65- vind je ook op de website van het Kenniscentrum Ondervoeding.
Hoe vaak moet je screenen?
Screen iedere bewoner bij opname en vervolgens iedere 3 tot 6 maanden. Hoe vaak je screent, is afhankelijk van de doelgroep. Merk je dat het eten en drinken minder goed gaat of lijkt iemand onbedoeld af te vallen? Screen dan vaker. Je wilt voorkomen dat iemand spiermassa verliest. Want als ouderen eenmaal spiermassa verliezen, winnen ze die niet snel terug.
2. Doorverwijzen
Zie je door screening dat een cliënt (een verhoogd risico op) ondervoeding heeft, dan heeft de cliënt snel behandeling nodig. Hoe sneller je ondervoeding behandelt, hoe groter de kans op succes. Verwijs de cliënt door naar een diëtist.
De diëtist bepaalt of er echt sprake is van (een verhoogd risico op) ondervoeding. Meestal maakt de diëtist vervolgens een persoonlijk advies. Het is belangrijk dat de diëtist daarvoor gesproken heeft met de cliënt, zijn of haar vertegenwoordiger en een betrokken verzorgende of verpleegkundige.
Om de behandeling goed aan te laten slaan, moet de cliënt zich goed aan de dieetadviezen houden. Soms moeten mantelzorger of zorgmedewerkers de cliënt daarbij helpen. Dat lukt niet zonder goede communicatie. Zie het thema Communiceren in de zorg.
Het is belangrijk dat je de cliënt regelmatig weegt, zeker eens per maand. Zo zie je hoe het gaat met de behandeling. Meer informatie over wegen vind je bij het onderwerp Wegen, meten en BMI.
Medische voeding gebruiken bij ondervoeding
Medische voeding wordt meestal gebruikt om ondervoeding te voorkomen of te behandelen. Je kunt ook medische voeding geven als de ondervoeding niet meer te behandelen is. Het doel is dan complicaties van ondervoeding voorkomen. Denk daarbij aan decubitus en slechte wondgenezing, ernstige verzwakking of een hoger risico op vallen.
Let erop dat je bij medische voeding altijd volgt wat de arts of diëtist heeft voorgeschreven. De arts of diëtist moet dit eerst goed bespreken met de cliënt of vertegenwoordiger en eventueel met het verzorgend en verplegend team. Dit is zeker belangrijk als de cliënt er zelf geen beslissingen meer over kan maken. Lees meer bij het thema Samen beslissen.
Wat moet je doen bij voedselweigering?
Soms wil een cliënt niet eten. Of iemand weet niet meer waarom of hoe dat moet. Het kan moeilijk zijn om daarmee om te gaan. Zorg dan dat je achterhaalt waarom de cliënt weigert te eten en drinken. En ga na of die persoon zich ervan bewust is.
Voedselweigering heeft soms te maken met het eten zelf. Iemand wil bijvoorbeeld liever aardappelen met draadjesvlees eten dan rijst of pasta. Of het komt door de gezondheid van de cliënt.
Vaak is pijn de oorzaak van voedselweigering. Bijvoorbeeld door gebitsproblemen. Een goede mondverzorging is daarom erg belangrijk. Bij een aantal ziektes komt voedselweigering regelmatig voor, zoals:
- dementie
- CVA (beroerte)
- neurologische aandoeningen, zoals multiple sclerose
- ongeneeslijke en terminale ziekten, zoals kanker
Meer weten over voedselweigering bij mensen met dementie? Bekijk de richtlijn: Omgaan met afweergedrag bij eten en drinken van bewoners met dementie van Moderne-Dementiezorg (pdf).
Praktische tips bij onbedoeld gewichtsverlies
Wil je weten hoe je cliënten kunt helpen om gewichtsverlies tegen te gaan? Bekijk dan onze Praktische tips bij onbedoeld gewichtsverlies. Je kunt eenvoudig zelf met de tips daarin aan de slag.