Signaleren van ondervoeding en wat te doen
Ondervoeding is soms moeilijk te voorkomen. Wanneer een cliënt ondervoed raakt, is het van groot belang dat je dit tijdig herkent. Bekende signalen voor ondervoeding zijn:
Signalen van ondervoeding
- gewichtsverlies van 3 kilo of meer (ook bij ondervoeding)
- kleding zit ruimer (de riem moet een gaatje strakker)
- ringen en horloge zitten losser
- iemand eet minder dan normaal
- kracht en conditie nemen af
- eetlust is verminderd
- gebitsprothese zit losser in de mond
Herken je één of meer van deze signalen? Onderneem dan zo snel mogelijk actie. Volg deze twee stappen:
Stap 1: Screenen
Wil je weten of er sprake is van ondervoeding? Voer dan eerst een screening uit. Door te screenen ga je na of er sprake is van verhoogd risico op ondervoeding. Gebruik voor de screening een gevalideerd screeningsinstrument.
De Stuurgroep verantwoorde zorg VV&T heeft bepaald dat in de intramurale situatie het risico op ondervoeding wordt gemonitord met behulp van de SNAQRC (Short Nutritional Assessment Questionnaire for Residential Care). Thuiszorgmedewerkers kunnen gebruik maken van de SNAQ65+ voor ouderen vanaf 65 jaar. Of de Gewicht & Gewichtsverlies65- voor mensen van 18-65 jaar.
- Bekijk deze instrumenten op de website van het Kenniscentrum Ondervoeding.
- Een uitleg en onderbouwing van de screeningsinstrumenten SNAQ65+ en Gewicht & Gewichtsverlies65- lees je op de website van het Kenniscentrum Ondervoeding.
Hoe vaak moet je screenen?
Screen iedere bewoner bij opname en vervolgens iedere 3-6 maanden, afhankelijk van de doelgroep. Merk je dat het eten en drinken minder goed gaat of lijkt iemand onbedoeld af te vallen? Screen dan vaker. Je wilt voorkomen dat iemand spiermassa verliest. Want eenmaal verloren spiermassa winnen ouderen niet snel weer terug.
Stap 2: Doorverwijzen
Wanneer je door screening een (verhoogd risico op) ondervoeding vaststelt, dan is snelle behandeling noodzakelijk. Hoe sneller ondervoeding wordt behandeld, hoe meer kans op succes. Is er een positieve screening? Verwijs de cliënt dan door naar een diëtist. De diëtist bepaalt of er inderdaad sprake is van (een verhoogd risico op) ondervoeding. Meestal stelt de diëtist vervolgens een persoonlijk advies op. Het is belangrijk dat dit advies tot stand komt in gesprek met de cliënt, zijn/haar vertegenwoordiger en een betrokken verzorgende of verpleegkundige.
Om de behandeling goed aan te laten slaan, is het noodzakelijk dat de cliënt de dieetadviezen goed naleeft. Soms is daarbij hulp nodig van mantelzorger(s) en/of zorgmedewerkers. Goede communicatie is daarbij essentieel. Zie het thema Communiceren in de zorg op dit kennisplein.
Om de vorderingen van de behandeling te evalueren is het nodig om periodiek te wegen. Minimaal eens per maand. Meer informatie over wegen is te vinden bij het onderwerp wegen, meten en BMI.
Medische voeding inzetten bij ondervoeding
Medische voeding wordt meestal ingezet om ondervoeding te voorkomen of behandelen. Dat kan ook gebeuren wanneer ondervoeding niet meer te behandelen is. Dit heeft dan als doel complicaties van ondervoeding te voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan decubitus en slechte wondgenezing, ernstige verzwakking of een verhoogd risico op vallen. Bij het aanbieden van medische voeding moet je handelen volgens het voorschrift van de arts of diëtist.
Het voorschrijven van medische voeding is iets wat in goed overleg moet gebeuren met de cliënt of zijn vertegenwoordiger en eventueel het verzorgend en verplegend team. Zeker wanneer een cliënt hier zelf geen beslissingen meer over kan maken. Lees meer bij het thema Samen beslissen.
Voedselweigering
Soms wil iemand niet eten. Of iemand weet niet meer waarom of hoe te eten. Hiermee omgaan kan moeilijk zijn. Belangrijk is te achterhalen waarom de persoon eten en drinken weigert en of hij of zij zich hiervan bewust is. Soms heeft het te maken met het eten zelf, bijvoorbeeld iemand die liever aardappelen met draadjesvlees eet dan rijst of pasta. Soms komt het door de gezondheidstoestand. Een veel voorkomende oorzaak voor het niet willen eten of drinken is pijn. Bijvoorbeeld door gebitsproblemen. Een goede mondverzorging is daarom van groot belang. Bij een aantal ziektebeelden komt het weigeren van voedsel regelmatig voor, zoals bij:
- dementie
- CVA (beroerte)
- neurologische aandoeningen, bijvoorbeeld multiple sclerose
- ongeneeslijke en terminale ziekten, bijvoorbeeld kanker
Lees meer over voedselweigering bij mensen met dementie in de richtlijn Omgaan met afweergedrag bij eten en drinken van bewoners met dementie (pdf).