Naar hoofdinhoud Naar footer

Veilig toedienen van medicijnen

Gepubliceerd op: 10-05-2017

Laatst bijgewerkt op: 04-06-2024

Je dient als zorgmedewerker medicijnen toe als de cliënt dit zelf niet kan. Of als de cliënt de verantwoordelijkheid niet kan dragen. Hoe dien je de medicijnen veilig toe? We zetten alle belangrijke punten op een rij:

Gereedmaken van medicatie (eventueel: malen)

  • Maak de medicijnen klaar volgens de geldende voorschriften.
  • Werk geconcentreerd en zorg dat je niet gestoord wordt bij het gereedmaken van medicatie.
  • Werk zoveel mogelijk met medicatie in een geneesmiddel distributiesysteem (GDS), zoals een medicatierol. Het uitzetten is dan door de apotheek gedaan. Niet alle medicatie kan in GDS; als je zelf medicatie moet uitzetten, zorg dan dat de medicatie herkenbaar is tot het moment van toedienen aan de cliënt (in blisterverpakking laten).
  • Een vorm van gereedmaken die vaak voorkomt, is malen. Of je een tablet mag vermalen of een capsule mag openbreken, moet de arts (of de apotheker) bepalen. Neem hier zelf geen beslissing over, want het is niet altijd toegestaan. Lees meer over wanneer je medicijnen mag malen.

Klaarzetten, aanreiken en toedienen 

Als de cliënt professionele hulp nodig heeft bij medicatie, wordt afgesproken waaruit die hulp bestaat. Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen klaarzetten, aanreiken en toedienen.

  • Spreek duidelijk af met de cliënt en met collega’s welke hulp nodig is en wat dit betekent bij deze cliënt.
  • Leg de afspraken vast in het zorgdossier. Bijvoorbeeld: wat betekent ‘klaarzetten’ bij deze cliënt? Waar ben je als zorgmedewerker verantwoordelijk voor? En waar is de cliënt zelf verantwoordelijk voor?
  • Voor die afgesproken handeling teken je vervolgens per keer af op de toedienlijst. Heb je afgesproken om medicatie klaar te zetten? Dan teken je af als je de medicatie hebt klaargezet. Lees meer over aftekenen op de pagina Toedienregistratie.
  • Blijf steeds observeren of de afgesproken hulp nog passend is. Of dat er een herbeoordeling nodig is. Lees meer over beoordeling van medicatie in eigen beheer.

Wijzigingen in medicatie

De voorschrijver kan een medicatievoorschrift wijzigen. Hoe wordt dit verwerkt in de medicatie die jij moet toedienen en op de toedienlijst?

Wijziging in losse medicatie

Wijzigingen in losse medicatie worden verwerkt volgens de procedure van de organisatie. Bij wijzigingen in medicatie dient de apotheek een nieuwe toedienlijst mee te leveren of beschikbaar te stellen. Als de arts de medicatie van de cliënt stopt, moet hij dit ook doorgeven aan de apotheek. Zodat dit kan worden verwerkt op de toedienlijst. In avond, nacht en weekend kan niet altijd direct een nieuwe toedienlijst worden geleverd. 

Zorgorganisatie en apotheek moeten samen afspreken hoe dan de informatie wordt doorgegeven. Als uitzondering kan dan bijvoorbeeld een etiket worden geleverd die op de toedienlijst kan worden geplakt, totdat er een nieuwe toedienlijst is. Uitgangspunt is dat je als zorgmedewerker geen medicatie bijschrijft op de toedienlijst, want dat is foutgevoelig en dus risicovol. Lees meer: Toedienregistratie: uitleg over alle overzichten.

Wijziging in geneesmiddel distributiesysteem (GDS)

Wijzigingen in een geneesmiddel distributiesysteem (GDS), zoals in een medicatierol, zijn de verantwoordelijkheid van de apotheek. In uitzonderingssituaties kan de zorgmedewerker dit wijzigen. Bij de wijziging dient de apotheek een nieuwe toedienlijst te leveren of beschikbaar te stellen. Lees meer over medicatierol als GDS

Controleren, toedienen en registreren

Voorbereiding

  • Alleen als je bekwaam bent, ben je bevoegd medicijnen toe te dienen. Lees meer over bekwaam en bevoegdheid als zorgprofessional. 
  • Werk op basis van een door de apotheek aangeleverde actuele toedienlijst.
  • Wees bij het toedienen extra alert op: losse medicatie, ‘zo nodig’ medicatie, wijzigingen in medicatie en medicatie op afwijkende tijden.
  • Voor medicatie in snel wisselende hoeveelheden wordt vaak, naast de toedienlijst, gewerkt met aparte kaarten waarop de hoeveelheid staat. Bijvoorbeeld een insulinekaart.
  • Werk bij een voorbehouden handeling (bijvoorbeeld injectie) op basis van een schriftelijke of telefonische opdracht (uitvoeringsverzoek) van de arts.
  • Observeer voor toediening de situatie van de cliënt: is er iets bijzonders aan de hand wat reden is om niet de medicatie te geven en met een arts te overleggen?

Controleren

  • Controleer bij losse medicatie: juiste cliënt, juiste medicijn, juiste hoeveelheid, juiste tijd en juiste manier van toedienen.
  • Controleer bij medicatie in medicatierol: klopt het aantal tabletten en komt de tekst op het zakje (bij GDS) overeen met de gegevens van de toedienlijst.
  • Neem bij onjuiste inhoud van GDS en bij twijfel altijd contact op met apotheek en/of arts volgens afspraken binnen de organisatie.
  • Zorg waar nodig voor dubbele controle van medicatie volgens de afspraken binnen de organisatie.

Toedienen en (elektronische) registratie

  • Dien de medicatie toe zoals aangegeven op de (elektronische) toedienlijst.
  • Na toedienen (of aanreiken of klaarzetten), teken je op de toedienlijst af per medicijn  dat je die handeling hebt gedaan(ook bij GDS). De paraaf moet duidelijk naar de medewerker te leiden zijn. Bijvoorbeeld door eerste letter van voor- en achternaam. Bij elektronische toedienregistratie is de paraaf elektronisch in het systeem geregeld, doordat zorgmedewerkers met hun eigen naam inloggen.
  • Geef aan als de medicatie niet is toegediend of ingenomen. Doe dit op de manier die is afgesproken met elkaar in de organisatie. Geef ook het waarom aan (in het zorgdossier).
  • Bewaar de toedienlijst volgens de afspraken. Maak afspraken over hoe om te gaan met oude toedienlijsten. Er mag geen verwarring bestaan over wat de meest actuele lijst is. Zorg dat er altijd maar één toedienlijst in het dossier van de cliënt aanwezig is. Van oude toedienlijsten moet in één oogopslag duidelijk zijn dat zij niet meer actueel zijn.
  • Signaleer en registreer de werking en eventuele bijwerkingen in het zorgdossier.
  • Adviseer de cliënt om bijwerkingen te melden aan de arts. Of meld het in overleg met de cliënt zelf.
  • Meld incidenten volgens afspraken in de zorgorganisatie. Bespreek en leer van deze incidenten.

Agenda

Er zijn geen agenda-items gevonden