Naar hoofdinhoud Naar footer

Deel deze pagina via:

8 tips voor het omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie

Gepubliceerd op: 14-05-2014

In opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg hebben we samen met Trimbos-instituut 8 kernelementen uit bestaande richtlijnen samengesteld, die van belang zijn voor het omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie.

Deze elementen zijn voor zorgverleners een hulpmiddel bij de zorg voor mensen met dementie. De inspectie toetst specifiek op deze kernelementen.

1. Zorgaanbieder monitort

De zorgaanbieder legt vast hoe de medewerkers omgaan met mensen met dementie en hoe deze mensen worden verzorgd.

2. Medewerker kent cliënt

De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag. De medewerker kent de levensgeschiedenis, weet waar de cliënt blij van wordt en wat hem of haar helpt. De medewerker herkent signalen van het onbegrepen gedrag en reageert hierop. De medewerker maakt hierover verslagen zodat anderen hiervan kunnen leren.

3. Betrek familie en mantelzorgers

Familie en mantelzorgers zijn betrokken bij de aanpak van de zorg. Samen wordt besproken wat zorgverleners kunnen doen om de cliënt rustig te maken als hij of zij onrustig wordt. Ook wordt besproken in welke situaties bijvoorbeeld de keuze wordt gemaakt om toch rustgevende medicatie te geven.

4. Samen doelen bepalen

Een verzorgende, arts en psycholoog bepalen samen de doelen van de zorg en bij welk gedrag wordt ingegrepen. Soms wordt dit bepaald met meerdere zorgverleners, maar altijd met een verzorgende, arts en psycholoog.

5. Analyseer onbegrepen gedrag

Het team van verzorgende, arts en psycholoog maakt een analyse van het onbegrepen gedrag. Zijn lichamelijke factoren of medicijngebruik oorzaak van het onbegrepen gedrag? Heeft de cliënt een psychische stoornis? Of komt het onbegrepen gedrag door gebeurtenissen uit het verleden of hoe met de cliënt wordt omgegaan?

6. Wees terughoudend met medicatie

Om risico’s van onbegrepen gedrag te verkleinen, probeert de medewerker agressie of extreme onrust te voorkomen zonder medicijnen toe te dienen. Dit kan door bijvoorbeeld rustgevende activiteiten aan te bieden, het laten horen van rustgevende geluiden, door handmassage of een pluche knuffel te geven. Dit legt de medewerker vast in het zorgplan.

7. Gebruik psychofarmaca volgens richtlijnen

Medicijnen die angst verminderen of mensen rustig maken, de zogenoemde psychofarmaca, worden gebruikt volgens de landelijk geldende richtlijnen.

8. Bespreek afspraken regelmatig

De verzorgende, arts en psycholoog bespreken de afspraken minstens 2 keer per jaar. Bij deze evaluaties kijken ze altijd of het gebruik van medicijnen die angst verminderen of mensen rustig maken, de psychofarmaca, kan worden gestopt.

Succesfactor

Wanneer deze aanpak geen succes heeft, moet consultatie aangevraagd kunnen worden van gespecialiseerde gedragsdeskundigen binnen of buiten de instelling. Dat betekent dus dat er voldoende financiële ruimte moet worden gecreëerd binnen een instelling om die experts in dienst te nemen dan wel in te roepen.

Downloads